Het geweldig veelzijdige vrot

  1. vrotje o, bn een klein voorwerp:
    • Geef me dat ~ eens aan.
    • En dat ~ gaat daar...
  2. vrot ww iets voor elkaar krijgen, hacken, prutsen:
    • Ik moet dat nog even in elkaar ~ten.
    • Kijk eens wat ik heb ge~.